Medisch specialisten die geboortes begeleiden, hebben in 2011 en 2012 geen enkele levensbeëindiging van pasgeboren zwaar gehandicapte baby's gemeld. Dat zegt de commissie Hubben, bij wie neonatologen levensbeëindiging zouden moeten melden. Volgens de voorzitter van de commissie, Joep Hubben, beëindigen artsen wel degelijk het leven van zwaar gehandicapte pasgeborenen, en vaak ook. Alleen melden ze het niet.
Volgens het rapport over 2011 en 2012 van de commissie 'Late zwangerschapsafbrekingen en levensbeëindiging bij pasgeborenen', is een van de oorzaken dat artsen het niet eens zijn over wanneer ze een levensbeëindiging van een pasgeborene of een foetus (ouder dan 24 weken) moeten melden aan de overheid, en wanneer niet. Vrouwenartsen (gynaecologen) hebben in 2011 en 2012 wel drie keer een late abortus vanwege een ernstige afwijking aan de foetus gemeld.
Echo
De commissie Hubben is opgericht in 2007, zodat dat artsen een levensbeëindiging van een baby konden melden bij een vakkundige commissie. Een van de verklaringen waarom dat toch niet gebeurt zou kunnen zijn dat baby's met ernstige afwijking dankzij de 20 wekenecho eerder worden opgespoord, waarna de zwangerschap voor de 24ste week kan worden afgebroken.
Ondraaglijk lijden
In het rapport worden ook andere verklaringen genoemd, zoals dat artsen onvoldoende op de hoogte zijn van de regels, dat artsen van mening verschillen over wat wel en niet te melden, en de angst voor een gerechtelijke vervolging. Ook zijn artsen het niet eens over wat ondraaglijk lijden is, en hoe je dat meet.
Download het rapport 'Gecombineerd Jaarverslag van de Commissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen over de jaren 2011 en 2012' op de site van de overheid.