Nu het leven nog een beetje langer stil staat, helpen begeleiders deze op hun eigen wijze door te laten draaien voor mensen met een verstandelijke beperking die niet naar dagbesteding of hun ouders kunnen. In dit onnoemelijk leed ‘strooien jullie confetti’ en spelen jullie ‘mondharmonica op de puinhopen’ schrijft columnist Margreet Pereboom, verwijzend naar een prachtig gedicht van Toon Hermans.
Lieve begeleiders,
Na de eerste maatregelen die genomen zijn om de verspreiding van het coronavirus zoveel mogelijk te voorkomen, zijn we inmiddels weer heel wat weken verder.
Stukje bij beetje is onze vrijheid beperkt en dat hebben jullie, met jullie cliënten, wel ondervonden.
De dagbesteding is gestopt, andere vormen van samenwerken zijn in gang gezet en daarmee was het nog niet afgelopen.
Enkele weken geleden, het lijken jaren, zijn ook de bezoeken van ouders, familie en vrienden stil gezet.
Geen bezoek meer voor jullie kwetsbare cliënten. Hoe was en is dit uit te leggen?
Hiermee kwam er een opgave voor jullie bij, een onmenselijke opdracht. Namelijk het bijstaan van deze ouders en familieleden. Want wat was en is dit een onnoemelijk leed.
Dit is niet te bevatten of in woorden uit te drukken.
Dapper
Toch pakken jullie het ontzettend dapper op. Zo goed en kwaad als het gaat vinden jullie je weg in deze nieuwe, hopelijk tijdelijke, werkelijkheid.
Jullie kropen met elkaar letterlijk naar binnen. En, ondanks jullie eigen angsten om zelf ziek te worden en de angsten over jullie dierbaren, blijven jullie staan. Je doorleeft dit alles samen met je cliënten.
Inmiddels is de lente aangebroken. Dat gaat gewoon allemaal door. De bomen staan in volle bloei en de grasvelden naast de sloten heeft een zee aan madeliefjes tevoorschijn getoverd.
Vanmiddag zag ik één van jullie lopen. Je liep samen met een jongeman. Hij kon niet praten. Hij leek alleen in staat je iets duidelijk te maken door klanken te produceren.
Ondanks het mooie lentetafereel klopte het plaatje niet. Jullie liepen hier samen. De rest van de omgeving was leeg. Er was niemand om jullie heen. Een surrealistisch beeld.
Spanning
De man was niet ontspannen, zag ik. Krampachtig hield hij je hand vast, zijn ogen zo groot als dat van een bang hertje wat in de koplampen van een auto kijkt.
Vanuit het niets stond hij ineens stil en begon te springen. Hij draaide zich naar je toe en pakte met beide handen je gezicht. Hij trok jouw hoofd naar de zijne. Ik zag dat je schrok. Je probeerde nog weg te draaien, maar hij had je stevig vast.
Geruststellen
Toen verslapt je houding. Een eerste signaal dat je je aan de situatie overgaf. Je sprak hem geruststellend toe en aaide hem zacht over zijn hoofd.
De jongeman werd zienderogen rustig. Hij leek de sfeer van de troostende woorden te begrijpen en legde zijn hoofd op je schouder.
Daar stonden jullie, samen, minutenlang.
Zo liefdevol. Je niet bewust van het feit dat er iemand naar jullie stond te kijken.
Ineens was het moment voorbij. Die grote, kleine, vent begon weer op en neer te springen. Hij lachte een brede lach. Jij lachte met heel je hart naar hem terug. Je knikte hem toe en geleidde hem met je hand in zijn rug weer op het juiste pad.
Moedig
Lieve begeleiders, wat jullie doen, met al jullie eigen angsten, dat noemen ze moedig.
Je vrees overwinnen om er echt voor die ander te kunnen zijn. Dan ben je een held.
Bovenstaande is zomaar één voorbeeld die ik mee mocht beleven afgelopen periode. Maar ik kan er wel honderden beschrijven over jullie en al jullie cliënten. Of ze nu meer of minder beperkt zijn, of ze nu oud of jong zijn.
Hou het alsjeblieft vol. Voor hen, hun ouders en andere dierbaren. Zonder jullie lukt het niet. Een (aangepast fragment uit) het volgende gedicht lijkt voor jullie geschreven, want mensen zoals jullie moeten er zijn:
Er moeten mensen zijn
die zonnen aansteken,
voordat de wereld verregent.
Mensen die zomervliegers oplaten
als het ijzig wintert,
en die confetti strooien
tussen de sneeuwvlokken.
Die mensen moeten er zijn.
Er moeten mensen zijn
die aan de uitgang van het kerkhof
ijsjes verkopen,
en op de puinhopen
mondharmonica spelen.
Er moeten mensen zijn,
die op hun stoelen gaan staan,
om sterren op te hangen
in de mist.
Die lente maken
van gevallen bladeren,
en van gevallen schaduw,
licht.
Er moeten mensen zijn,
die ons verwarmen…
(Mensen zoals jullie!)
Gedeelte uit: Er moeten mensen zijn, Toon Hermans