Ernstig probleemgedrag van verstandelijk gehandicapten is te beïnvloeden met gedragstherapie.
Maar niet elke begeleider is in staat om een dergelijke therapie –
waarbij het aankomt op precisie - goed uit te voeren. Oorzaak: de taal
waarin de therapie wordt beschreven, is vaak te technisch. Amerikaans onderzoek wijst uit dat begeleiders beter in staat zijn een
therapie juist uit te voeren als die in gewone taal is opgeschreven.
Ervaren en onervaren begeleiders kregen tijdens het onderzoek
instructies, die op verschillende manieren waren opgeschreven. Na
lezing moesten ze op een vragenformulier invullen of ze de tekst
begrijpelijk, tamelijk moeilijk of totaal onbegrijpelijk vonden. Zoals
te verwachten viel, begrepen begeleiders de normale teksten veel beter
dan de technische.
In een tweede proef kregen onervaren begeleiders technische en gewone
aanwijzingen tijdens een namaak therapeutische sessie. De onderzoekers
keken of de begeleiders precies deden wat van hen verwacht werd. Bij de
technische aanwijzingen maakten ze veel meer fouten dan bij de gewone
beschrijving. Als een therapie fout wordt toegepast, heeft hij
uiteraard veel minder effect op het probleemgedrag. De onderzoekers
concluderen dat gedragstherapie alleen zin heeft, als de aanwijzingen
daarvoor in begrijpelijke taal worden overgebracht aan begeleiders die
hem moeten uitvoeren.
Effects of
conversational versus technical lanquage on treatment preference and integrity.
Door David P. Jarmolowicz en anderen. Intellectual and developmental
disabilities. Juni 2008. Zie http://aaidd.allenpress.com.