Het heersende idee dat intelligentie grotendeels genetisch is vastgelegd en maar moeilijk is te veranderen, ligt onderuit. Onderzoekers in Amsterdam en Tilburg concluderen dat iemands verstandelijke niveau het resultaat is van een dynamische samenwerking tussen erfelijke en omgevingsinvloeden tijdens de ontwikkeling. In een verrijkende omgeving kan iemands Iq wel degelijk stijgen.
Uit het samenspel tussen genen (nature) en omgeving (nurture) ontstaan verschillen in kennis en vaardigheden en zo ontstaan verschillen in intelligentie. De rol van opvoeding, cultuur en maatschappij is hierbij cruciaal: zij zorgen dat genetische verschillen naar voren kunnen komen: hoe groter de invloed van de omgeving, hoe meer de erfelijke mogelijkheden tot hun recht komen.
Intelligentietest
Onderzoekers Kees-Jan Kan, Jelte Wicherts, Conor Dolan en Han van der Maas vergeleken de voorspellingen van de gangbare theorieën over de basis van intelligentie, met wetenschappelijke artikelen over de intelligentietestscores van duizenden mensen wereldwijd. De wetenschappers laten zien dat de gegevens op veel punten haaks staan op de voorspellingen. Verder bleek – zeer verassend – dat hoe groter de invloed van genen is bij het beantwoorden van de vragen van een intelligentietest, hoe groter óók de rol van educatie en cultuur hierbij is.
Woordenschat
De inschatting van iemands Iq wordt vooral gebaseerd op aangeleerde en cultureel afhankelijke vaardigheden, zoals woordenschat en algemene kennis. Minder cultureel bepaalde vaardigheden als geheugen, ruimtelijk inzicht, en redenering tellen nauwelijks mee bij de inschatting van iemands intelligentie niveau. Toch wordt in veel theorieën intelligentie opgevat als een biologische eigenschap.
Nature versus nurture
Wetenschappers weten dat zowel genetische verschillen (nature) als verschillen in omgeving (nurture) ertoe doen, maar de rol van de genen wordt belangrijker geacht. Dit idee is grotendeels gebaseerd op de bevinding dat bij volwassen mensen verschillen in intelligentie voor maar liefst 80% erfelijk zijn en de gedachte dat er daarom 20% overblijft voor omgevingsfactoren. Onder meer vanwege deze hoge erfelijkheidsschatting wordt intelligentie in de gangbare intelligentietheorieën opgevat als een biologische eigenschap die maar moeilijk te beïnvloeden is door de omgeving. Overigens is onbekend wat deze biologische eigenschap dan zou moeten zijn.
Redeneerfout
Biologisch psycholoog Kees-Jan Kan. "Van de redenering dat intelligentie vanwege de hoge erfelijkheid maar moeilijk te veranderen is door de omgeving, moeten we af. Op deze redeneerfout is al eerder gewezen, maar ons onderzoek laat zien dat onderzoeksgegevens ook echt smeken om een andere interpretatie van intelligentie. Verschillen in woordenschat zijn het hoogst erfelijk, maar dat betekent niet dat woordenschat moeilijk te beïnvloeden is door de omgeving. Je hoeft maar blootgesteld te zijn geweest aan een andere taal of cultuur en je woordenschat ziet er radicaal anders uit."
Samenhang
Erfelijkheidsschattingen zijn tot nu toe gebaseerd op een model waarbij genetische invloeden en omgevingsinvloeden niets met elkaar te maken hebben. Daar ligt een probleem, want die invloeden hangen wel degelijk samen. De onderzoekers concluderen dat het hand in hand gaan van erfelijke aanleg en omgevingsinvloeden tijdens de ontwikkeling meer aandacht verdient in intelligentieonderzoek.
Lees meer op de site van de Vrije universiteit.
Het artikel "On the nature and nurture of intelligence and specific cognitive abilities: the more heritable, the more culture-dependent" is al online bij het wetenschappelijke tijdschrift Psychological science.