Als ouder laat je je kind eigenlijk nooit los, maar je hoopt wel dat het op een dag zich ook zonder jou kan redden. Dat ligt ingewikkelder als je een kind hebt dat speciale zorg nodig heeft. Karin Bokhove moeder van Kofi, die autisme en een verstandelijke beperking heeft, beschrijft in haar blog over hoe Kofi steeds meer thuis is in de instelling en hoe dit voor haar voelt.
Op een ochtend vinden ze hem op de vloer, verscholen onder zijn matras dat hij blijkbaar onder de radar van de ‘nachtdienst-op-afstand’ uit bed heeft getrokken. Alles zit onder het bloed; matras, dekbed, handen en gezicht, ja zelfs zijn kroeskrullen zitten vol opgedroogde korsten. Was het toeval, of een toeval?
Wanneer ik 's middags langskom vind ik hem gecrasht op het grote waterbed van de groep. Ik wil me gewoontegetrouw naast hem vleien, maar hij duwt me van zich af.
‘Hij heeft me nodig, toch?’
De zondag erna ga ik spontaan op bezoek. Ik wil de afstand ongedaan maken. Hij heeft me nodig, toch?
Weggewoven
Maar wanneer ik voor het raam verschijn kijkt hij verstoord op en wiebelt fanatiek heen en weer. Word ik weggewoven? Hij draait zich van me af en kijkt pas een eeuwigheid later weer om.
"Hij zit niet op je te wachten hoor!" giechelt de begeleider die de deur opent. Dan komt Kofi toch maar naar me toe. Ik mag binnen komen: Gaan we naar huis? Even lichten zijn ogen op. Nee.
Zonder veel enthousiasme neemt hij me eventjes mee op sleeptouw, tot hij er genoeg van heeft, me resoluut naar de kapstok duwt, in mijn jas hijst en er streng op toeziet dat ik de rits omhoog trek. Met een ferme duw word ik de deur uitgezet, de motregen in.
Afgewezen
Ik draai me om, "mama moet weg?" Strak kijkt hij me aan, zijn mond een smal streepje. En ik voel me afgewezen als een tiener die per whatsapp hoort dat de verkering uit is. Ophoepelen maar! Jouw rol in mijn leven is uitgespeeld.
Aldus afgeserveerd rij ik in de voltooid verleden tijd naar huis. Het is zover. Drieëntwintig jaar lang was ik het centrum van zijn wereld. Ik kwel mezelf met herinneringen.
Ooit stond ik op het punt van wegrijden toen hij zich uit de armen van zijn begeleiders rukte en languit over de motorkap wierp. Door de voorruit keek zijn wanhopige gezicht me aan. Dat deed ook pijn, maar anders, bedenk ik bibberig terwijl aan weerskanten druilerige snelwegnatuur natte strepen trekt langs de zijportieren.
Face the facts, de instelling is nu zijn thuis en wij nog slechts passanten.
Dat is goed en het doet pijn. Ik dacht namelijk dat wij bijzonder waren, dat het bij ons nooit voorbij zou gaan. Maar natuurlijk vergaat het ons net als ieder ander.
Gewoon
Voor Kofi is "daar wonen" inmiddels zo gewoon als wat. Ja, als wat eigenlijk? Als het fronsend dichtdoen van deuren die een ander achteloos openlaat, als het met een spiedende blik inspecteren of de begeleiding haar lege kopjes wel keurig in de gootsteen zet, als het streng controleren of de rode gele blauwe busjes wel op tijd bij de belendende dagopvang voorrijden, als het zeker stellen dat de zaken gaan zoals het hoort - zonder gekkigheid, kortom als de orde der dingen.
Maar ik voel nog die duw in mijn rug. Uitgerangeerd ben ik. Letterlijk.
Hallo, zeg, zijn we nu aan het pruilen omdat een jongeman met peuterhersenen je in de steek laat? Doe-es effe normaal! Je wilde je toch terugtrekken omdat hij het ooit zonder jou zal moeten rooien? Gefeliciteerd, het is je gelukt! Hij zit hier kalmpjes in zijn habitat en jij gaat dat toejuichen. Even volwassen doen nu, en let op het verkeer.
Jezelf overbodig maken is het doel van alle ouderschap. Maar leuk is anders. |
Aflevering van het weblog 'Het kleine leven van Kofi', door Karin Bokhove, moeder van Kofi. Zij schreef ook het boek Kofi, het kleine leven van een autist.