Gevoelens van de moeder èn de vader voor hun ongeboren kind hebben grote gevolgen voor de ontwikkeling van het kind tot volwassene. Vaders die tijdens de zwangerschap onverschillig zijn, blijven ook na de geboorte ongeïnteresseerd in hun kind. Psychosociale problemen tijdens de zwangerschap zijn ongunstig voor de ouder-kindrelatie na de geboorte: de hechting verloopt slechter, ouders hebben minder belangstelling voor de emoties en belevingen van hun kind. Die conclusie trekt Charlotte Vreeswijk in haar haar promotieonderzoek From pregnancy to parenthood. Ze promoveerde 28 maart aan de universiteit van Tilburg.
Veel studies naar de relatie tussen ouder en kind gaan over zichtbaar gedrag: het kind ligt in de armen van de ouder. Ook is er onderzoek gedaan naar het beeld dat ouders zich tijdens de zwangerschap vormen van hun nog ongeboren kind. De kwaliteit van die voorstellingen heeft invloed op de kwaliteit van het opvoedgedrag, de ouder-kindinteracties en de gehechtheidsrelaties. Dergelijk onderzoek is vooral uitgevoerd bij zwangere vrouwen en moeders.
Naar de rol van de vader tijdens de zwangerschap is nog maar weinig onderzoek gedaan. Charlotte Vreeswijk interviewde 300 moeders en 235 vaders eerst tijdens de zwangerschap en vervolgens na de geboorte van hun kind.
Afstandelijk
Vreeswijk maakt onderscheid tussen ouders met evenwichtige en onevenwichtige voorstellingen over hun toekomstige kind (representaties). De eerste hechten veel waarde aan de relatie met het kind en hebben oog voor de emoties en belevingen van het kind. Bij onevenwichtige voorstellingen maakt Vreeswijk onderscheid tussen ouders met een afstandelijk of een verward karakter. Afstandelijke representaties worden gekenmerkt door een koele, onverschillige houding of een sterke emotionele afstand tot het kind. Verwarde representaties worden gekenmerkt door onsamenhangende, tegenstrijdige en soms zelfs bizarre beschrijvingen van het kind.
Koele ideeën
In het algemeen zijn vaders nogal onverschillig tijdens en na de zwangerschap, terwijl moeders veel meer emotioneel betrokken zijn. Vaders met weinig prenatale hechtinggevoelens hebben vaker koele ideeën over hun kind. Psychosociale risicofactoren in het gezin leiden bij moeders vaker tot verwarde en afstandelijke voorstellingen van hun ongeboren kind.
Wantrouwend
Vaders met sterke hechtgevoelens tijdens de zwangerschap hebben later evenwichtige representaties. Ze zijn ook jonger, minder angstig en depressief. Het karakter van de vader speelt eveneens mee. Vriendelijke en minder wantrouwende vaders met onevenwichtige representaties blijken door hun karakter toch in staat om hun eerdere negatieve gevoelens om te buigen.
From Pregnancy to Parenthood, Fathers' and mothers' representation of their unborn. Proefschrift van Charlotte Vreeswijk. Meer informatie bij de Universiteit van Tilburg.