Verbeterd zijn:
Verslechterd zijn:
Verwanten en begeleiders vinden dat de kwaliteit van bestaan al met al niet is veranderd. Er is in zekere zin sociale integratie: mensen wonen in gewone wijken. Maar voor voorzieningen als maaltijden en de was maken ze nog gebruiken van de hoofdlocatie. Dat geldt ook voor dagbesteding en vrijetijdsactiviteiten. De cliënten hebben nauwelijks contacten opgebouwd met mensen buiten de al bekende groep van familie en begeleiders.
De onderzoekers concluderen dan ook dat de deconcentratie in Drachten weinig effect heeft op de kwaliteit van bestaan. Sommige cliënten zijn erop vooruitgegaan, andere juist niet, en wel waargenomen veranderingen zijn te klein om wetenschappelijk iets te betekenen. ‘Er kan echter niet worden genegeerd dat deconcentratie ook een aantal negatieve effecten met zich meebrengt.’ Zo kwam soms de continuïteit in de personeelsbezetting in gevaar; lang niet alle medewerkers hadden zich om mee te verkassen. En hun opstelling is doorslaggevend: ‘Zij moeten de persoon met een verstandelijke beperking actief ondersteunen om mee te doen in de lokale samenleving.’ Volwaardig meedoen ‘blijft moeilijk.’
De meeste verwanten zijn negatief over de toekomst van integratie. ‘Zij zijn van mening dat de maatschappij er niet op zit te wachten, en betwijfelen ook of hun verwant er behoefte aan heeft.’ Er is in de praktijk weinig contact met de buurt, ‘hooguit groeten en zwaaien.’ Maar hoeveel mensen gaan inniger om met buurtgenoten? Je kunt groeten en zwaaien ook zien als al heel wat. Daarvoor is natuurlijk wel nodig dat mensen buiten komen, en dat gebeurt bij de onderzochte projecten van Talant lang niet altijd. Er zijn vervoersproblemen en er is ‘te weinig personeel.’