Of iemand met een lichte verstandelijke beperking probleemgedrag vertoont heeft meer te maken met zijn sociale aanpassingsvermogen, dan met zijn Iq. Ontwikkelingspsycholoog Maroesjka van Nieuwenhuijzen heeft zich aan de Vrije universiteit in Amsterdam gespecialiseerd in mensen met lichte verstandelijke beperkingen en bijkomende problemen.
Tijdens het symposium 'Kunnen en aankunnen' vertelde ze daarover. Haar doelgroep bestaat uit jongeren die veel lijken te kunnen, en maar weinig aankunnen. Hun problemen worden nog te vaak over het hoofd gezien, juist omdat ze er zo normaal uitzien, en aardig wat in hun mars lijken te hebben.
De jongeren hebben moeite met leren: hun geheugen, aandacht, planning, impuls- en emotiecontrole en de manier waarop ze (sociale) informatie verwerken is sterk vertraagd. Bij dat laatste speelt hun geringe vermogen om emoties te herkennen en adequaat te communiceren hen parten. Alles hangt met alles samen: omdat ze daar niet goed in zijn, worden ze minder geaccepteerd door leeftijdgenoten, waardoor ze de nuances in de sociale omgang (wat doe je wel en wat doe je niet in gezelschap) missen. De doelgroep kenmerkt zich door sociale relatieproblemen op latere leeftijd; 50% vertoont agressief en/of delinquent gedrag, 30 tot 40% heeft psychiatrische stoornissen, en velen komen uit multiprobleem-gezinnen.
Voordringen
Om sociaal te kunnen functioneren heb je allerlei verwerkingsvaardigheden nodig. Iemand maakt iets mee, hij neemt het waar, interpreteert het, moet meerdere oplossingen bedenken en die afwegen, moet er een keuze in maken, en vervolgens met gedrag reageren op wat hem overkomt. Al die stappen in het verwerkingsproces worden beïnvloed door ervaring en emoties. (Voorbeeld: je staat op zaterdag bij de slager, en iemand dringt voor. Dringt die persoon expres voor of vergist hij zich? Laat je het gebeuren, zeg je rustig dat jij eerst aan de beurt bent, of wijs je die persoon boos op zijn misstap, duw je hem opzij?) De stappen zijn verwerkt in een model, dat uitgebreid is onderzocht bij normale jongeren, en bij jongeren met een lichte verstandelijke beperking.
Beide groepen jongeren kregen filmpjes te zien van sociale situaties. Ze moesten beschrijven wat ze zagen, en vertellen wat zijzelf in de situatie zouden doen. De conclusie is, dat licht verstandelijk gehandicapte jongeren op andere informatie letten dan normale jongeren. De lvg-jongeren letten heel erg op negatieve informatie, en reageren daar vijandig op. Hun oplossing is meestal: terugtrekken of agressief. Ik loop weg, of ik ga schreeuwen en slaan. Die oplossingen vonden ze zelf positief. Terwijl de andere jongeren vooral kozen voor de houding: zeggen wat je ervan vindt, en ruimte vragen.
Diagnostiek
Volgens Van Nieuwenhuijzen geeft het model begeleiders veel handvatten om lvg-jongeren beter te begrijpen en te begeleiden, maar dan moet er wel een diagnostisch instrument voor komen. De test is in de maak en heet de Sociale informatieverwerkingstest: Sivt. De test begint, net als in het onderzoek, met een filmpje van een sociale situatie. Die vorm is voor nogal wat lvg-jongeren te complex, dus zijn er eenvoudige stripjes in de maak voor de vertaalslag. Vervolgens stelt de tester vragen aan de jongere: "wat zag jij, hoe zou jij reageren, welke van de volgende drie reacties zou jij kiezen." De thema's die tot nu toe zijn uitgezocht zijn erg herkenbaar voor cliënten en begeleiders: omgaan met autoriteit en personeel, respect."
De Siv-test wordt komend jaar in de praktijk uitgeprobeerd, maar vervolgens moet er nog een handleiding en een behandelindicatie worden gemaakt, en er komt een aangepaste versie voor jongere kinderen, dus het duurt nog wel even voor hij beschikbaar is.