Een paar maanden nadat Els in Ons Huis is komen wonen, geeft ze te kennen dat ze met me wil praten over haar verleden. Dat is een in veel opzichten belast verleden. Zo heeft ze haar twee dochters grotendeels alleen opgevoed. Dat is - gezien haar lichte verstandelijke beperking - geen geringe prestatie geweest.
Maar toen haar dochters in de puberteit kwamen, heeft Els besloten dat niet zij, maar anderen de opvoeding beter konden doen. ‘De moeilijkste beslissing in mijn leven’ noemt ze het. We praten er een tijd over door en ik benoem het als ‘de moeilijkste beslissing, maar ook je grootste daad van liefde omdat je het belang van de beide meiden vóór je eigen belang liet gaan.’ En nu vraagt Els of haar ouders ook een keer bij een van onze gesprekken over haar verleden mogen zijn. Ze wil hen vertellen dat ze spijt heeft van wat vroeger is gebeurd. Ze is zelf ook geen makkelijke puber geweest en heeft haar ouders vaak verdriet gedaan. Daar denkt ze de laatste tijd veel aan. Ze wil het goedmaken.
Spijt
We hebben het gesprek goed voorbereid en zo zitten we op een koude ochtend met zijn vieren in haar appartement; twee breekbare, oude ouders, Els en ik. We hebben afgesproken dat ik het gesprek inleid, en Els het overneemt. Ze vertelt haar ouders hoeveel spijt ze ervan heeft dat ze is gaan samenwonen met Albert. Haar moeder herinnert zich de dag waarop Els wegliep nog precies, al is het inmiddels ruim dertig jaar geleden. De ouders vertellen hoe moeilijk ze het in die tijd hadden. De familie van Albert was uitermate vijandig en meer dan eens moest de politie erbij komen als er weer eens een stoeptegel door de ruit was gegaan. Contact met Els was al die tijd niet mogelijk, omdat de familie van Albert dat tegenhield.
Afgesloten boek
Voor de ouders van Els is dit alles allang een afgesloten boek en ze sporen hun dochter aan om naar voren te leven. Voor Els is dat zo eenvoudig niet. Onder dit verhaal ligt nog een verhaal en het kost haar zichtbaar moeite om het te vertellen. Els denkt al heel lang dat haar ouders niet van haar houden. Meteen ontkennen haar ouders dat, maar hoe meer zij ontkennen des te koppiger houdt hun dochter vast aan haar verhaal. Ik vraag haar en haar ouders wanneer ze voor het eerst dacht dat haar ouders niet van haar hielden. Uiteindelijk vinden we het: vanaf de dag dat ze Albert ontmoette. Els’ verhaal lijkt sterk op een verhaal dat ik in mijn boek heb opgenomen. Dat gaat ook over een vrouw die vanaf een bepaald moment in de veronderstelling leefde dat haar moeder niet van haar hield. Bij haar was het niet een partner maar waren het nota bene hulpverleners die een onterecht negatief beeld over ouders ingeprent hadden in een periode dat de cliënt daar maar al te ontvankelijk voor was.
Slechte verhalen
Ik besluit om het over dezelfde boeg te gooien: “Weet je Els, ik denk dat ik weet wat er is gebeurd. Toen jij bij Albert en zijn moeder ging wonen, hoorde jij alleen maar slechte verhalen over je vader en moeder. Die verhalen werden almaar negatiever. Toen ben jij ze gaan geloven. Wat kon je anders? En nu zit dat verkeerde idee, dat aangeprate idee nog steeds in je hoofd. Het wordt tijd dat je dat idee loslaat en daar wil ik je de komende tijd graag bij helpen.” Dat blijkt nog niet zo eenvoudig. Twee weken later is Els zo’n beetje het hele gesprek vergeten. Ik weet zeker dat haar ouders dit gesprek niet zijn vergeten, dus het komt wel goed tussen Els en haar ouders. Dan pas kan ze echt vooruit leven. * Chiel Egberts; Tekening Josje van Koppen
Deze column van de gedragsdeskundige staat in Klik van april 2011.