Al vanaf zijn geboorte wordt hem het uitzicht op het leven benomen door zijn grote broer Ernst, een diep gehandicapte jongen die uiteindelijk uitgroeit tot een man van 2,10 meter, met het verstand van een peuter. De hoofdpersoon uit Stephan ter Borgs roman 'Orang-oetans drijven niet', de naamloze broer van Ernst, staat altijd in de schaduw van die gehandicapte voorganger. In tegenstelling tot zijn oudere broer heeft hij wèl verstand, dus verwachten zijn twee brokkenpiloten van ouders dat hij zijn gehandicapte broer op sleeptouw neemt.
De ouders doen hun best, ze willen koste wat het kost hun gehandicapte kind thuis laten opgroeien, terwijl ze eigenlijk niet weten hoe dat moet. Het leidt niet tot enige verstandelijke of emotionele ontwikkeling: Ernst bezet onverstoorbaar zijn omvangrijke plaats in het gezin. Zijn omgang met medeburgers bestaat er voornamelijk uit dat een groep 'rotjongens' hem als transportmiddel gebruikt bij winkeldiefstal (grote broek met diepe zakken, en de kassameisjes vinden hem per definitie onverdacht). De rotjongens nemen Ernst ook enigszins in bescherming. Want afgezien van groot en dom en onhandig, is hij behoorlijk coöperatief en soms goed bruikbaar. Praten – dus verklappen – kan hij niet.
Verongelijkt
De naamloze broer mislukt in alles. Hij gaat zonder plezier naar school, vermijdt medeleerlingen, brengt zijn middelbare schooltijd vooral door in een hut in het bos. Een carrière, de liefde, vriendschappen, waardering van zijn ouders, het is allemaal niet voor hem weggelegd. Een beetje seks met oudere dames, een mislukte poging om drugsdealer te worden, een opgedrongen vriendschap met een Turkse jongen die ook nog eens bij hem en zijn ouders komt inwonen. Hij groeit op tot een verongelijkte jonge volwassene, die zijn ouders en anderen met sarcastische minachting beschrijft. Als Ernst uiteindelijk toch naar een woonvoorziening verhuist, deugen de visie, het gebouw en het personeel daar ook van geen kant. De broer beschrijft de begeleiders als een stelletje zelfzuchtige klunzen wier taak er vooral uit bestaat de bewoners met hoge hekken, Zweedse banden en helmen te behoeden voor onheil.
De oplossing die hij uiteindelijk bedenkt voor al zijn tekortkomingen en problemen, een vlucht met zijn broer, biedt evenmin veel perspectief aan het slot van het boek.
Pijnlijke genegenheid
Hoewel het boek hilarische beschrijvingen geeft, heel herkenbaar, maar boos en rancuneus neergezet, straalt door het hele boek de wanhoop van een in de steek gelaten kind voor wie onvoldoende aandacht en begrip is geweest. Door de grauwheid van zijn leven heen schemert toch liefde voor die onbegrijpelijke broer, en zelfs pijnlijke genegenheid voor zijn onmogelijke vader en moedeloze moeder.
Wat ik merkwaardig vond was dat de naamloze broer die kennelijk nooit met iemand praat over wezenlijke zaken, in sommige hoofdstukken over intieme wederwaardigheden van zijn ouders en zijn Turkse vriend vertelt alsof hij er zelf bij heeft gezeten. In het licht van de roman lijkt het me onwaarschijnlijk dat zijn moeder hem ooit iets heeft verteld over een jonge medestudent (ze gaat als oudere moeder studeren zodra Ernst het huis uit is) die haar seksueel belaagt.
Orang-oetans drijven niet, door Stephan ter Borg. Uitgeverij Prometheus, prijs € 17,95. Recensie door Ronny Vink, in juli/augustusnummer Klik (verschijnt eind juni).