Bij ouders met lichte verstandelijke beperkingen spelen meerdere risicofactoren die de ontwikkeling van hun kinderen kunnen bedreigen. Zo leven zij vaak in armoede en hebben weinig mensen om op terug te vallen. Ouders die het ondanks deze riskante omstandigheden redelijk tot goed doen zijn bereid ondersteuning te vragen en accepteren, maar dat verloopt lang niet altijd soepel.
Marieke Meppelder toont met haar promotieonderzoek (Vrije universiteit Amsterdam) aan dat de relatie tussen ouder en hulpverlener cruciaal is voor doeltreffende opvoedingsondersteuning. Ouders zoeken met name steun bij begeleiders die ervan overtuigd zijn dat deze ouders hun opvoedingsvaardigheden kunnen verbeteren. De resultaten uit het onderzoek laten zien dat de bereidheid van ouders met lichte verstandelijke beperkingen om ondersteuning te vragen niet alleen een kenmerk van ouders is, maar ook samenhangt met kenmerken van begeleiders en de relatie tussen ouders en begeleiders.
Opvoedingsvaardigheden
Meppelder: "Bij de beoordeling van de opvoedingssituatie en opvoedingsvaardigheden van ouders moet je de omstandigheden waarin zij zich bevinden niet uit het oog te verliezen. Hulpbronnen in de omgeving van ouders, zoals een gezonde financiële situatie en ondersteuning vanuit het sociale netwerk, kunnen een beschermende werking hebben, soms meer dan de eigen vaardigheden van ouders." Terwijl in de zorg voor mensen met beperkingen het evidence based werken centraal staat, laat dit onderzoek zien dat het aangaan van goede relaties hier een belangrijke voorwaarde voor lijkt te zijn.
Complexe taak
Het opvoeden van kinderen is een complexe taak voor alle ouders. Voor ouders met beperkingen is de opvoedingssituatie vaak nog complexer. Toch zijn er ook ouders met beperkingen die het redelijk tot goed doen.
Met meer kennis over beschermende factoren voor ouders met beperkingen, zoals hulp kunnen vragen en accepteren, een steunend netwerk en doeltreffende begeleidingsmethoden,kan de begeleiding en hulpverlening voor deze ouders verbeterd worden. Om die kennis te vergaren startte in 2008 een onderzoek met als titel "Wat werkt voor ouders met een lichte verstandelijke beperking?".
Moeders en vaders
Aan het onderzoek hebben 146 ouders met beperkingen meegedaan, die allemaal ten minste één kind in de leeftijd van 1 tot 7 jaar hadden voor wie ze het grootste deel van de week zorgden. De ouders waren gemiddeld 30,5 jaar oud en in 96% van de gezinnen ging het om een moeder met een beperking; er hebben 5 vaders aan het onderzoek meegedaan. Zeventig procent van de ouders was in Nederland geboren.
Vragenlijsten
Ouders hebben vragenlijsten ingevuld, en ze zijn geïnterviewd. over de opvoeding van hun kinderen, de relatie met hun begeleider en hun financiële situatie. De leerkrachten van de kinderen of de begeleiders van de kinderopvang vulden vragenlijsten in over het gedrag van de kinderen. Gedragsdeskundigen van de organisatie waar ouders begeleiding van kregen vulden een vragenlijst in over het functioneren van ouders. Van elke deelnemende ouder heeft ook een begeleider aan het onderzoek meegedaan.
Opvoedingsstress
Ouders met beperkingen bleken het gedrag van hun kinderen niet zozeer toe te schrijven aan hun eigen vaardigheden als ouder. Kennelijk zijn ook andere factoren belangrijk voor opvoedingsstress van ouders met beperkingen. Ouders die minder financiële moeilijkheden kenden, rapporteerden lagere opvoedingsstress. Bovendien bleek de aanwezigheid van ondersteuning belangrijk, aangezien voor ouders die een groter netwerk hadden de samenhang tussen het gedrag van hun kind en opvoedingsstress zwakker was.
Hulp vragen
De relatie tussen ouders en hun begeleiders bleek van belang te zijn voor de bereidheid van ouders om ondersteuning te zoeken bij hun begeleider. Ouders die een goede relatie met hun begeleider rapporteerden, zochten sneller ondersteuning bij deze begeleider dan ouders die een slechtere relatie rapporteerden. Ook de behoefte aan ondersteuning van ouders speelde een rol Ouders die meer opvoedingsstress ervoeren, vroegen sneller om professionele ondersteuning. Terwijl opvoedingsstress vaak wordt gezien als risicofactor voor gezinnen omdat het samenhangt met lagere opvoedingskwaliteit blijkt opvoedingsstress voor ouders met beperkingen ook een motivatie te zijn om hun opvoeding te verbeteren door om hulp te vragen.
Ze kunnen het (niet)
Meppeler heeft ook onderzocht hoe begeleiders van ouders met beperkingen denken over de opvoedingsvaardigheden van hun cliënt. Een deel (41%) van de begeleiders die aan dit onderzoek meededen, was er niet van overtuigd dat ouders met beperkingen hun opvoedingsvaardigheden zouden kunnen verbeteren. Daarmee liet dit onderzoek ook zien dat ouders sneller om hulp vroegen bij begeleiders die overtuigd waren dat deze ouders hun opvoedingsvaardigheden konden verbeteren. Daarnaast hing de kwaliteit van de relatie tussen ouders en begeleiders minder samen met het gedrag en de vaardigheden van ouders indien begeleiders sterker ervan overtuigd waren dat ouders hun opvoedingsvaardigheden konden verbeteren.
Verwachtingen
Eerder was al verondersteld dat de verwachtingen van anderen de opvoeding van kinderen door ouders met beperkingen kunnen bemoeilijken. Met de resultaten van dit onderzoek wordt deze veronderstelling nader onderbouwd. Kenmerken van begeleiders vormen mogelijk een deel van de verklaring waarom ouders met beperkingen soms lang wachten met het vragen van professionele ondersteuning.
Familie
Meppeler onderzocht ook hoe familie, vrienden, buren hun rol als informele ondersteuner zien. Moeders van ouders met beperkingen waren vooral bereid om steun te bieden als hun kind een afwachtende houding aannam. Zussen laten zich meer leiden door de signalen die ouders zelf afgaven. Dit verschil tussen moeders en zussen wordt mogelijk verklaard doordat relaties tussen moeders en kinderen minder gelijkwaardig zijn dan relaties tussen zussen onderling.
Terugtrekken
Ouders met beperkingen hebben impliciet behoefte aan ondersteuning, en dan vooral gericht op het gedrag van hun kinderen, concludeert Meppeler. Ouders maken zich bij probleemgedrag van hun kinderen niet zozeer zorgen over hun eigen opvoedingsvaardigheden. Hierin verschillen zij van ouders zonder beperkingen, die vaker hun eigen opvoedingsvaardigheden in twijfel trekken.Het is goed, zegt Meppeler in de conclusies van haar onderzoek, om je bewust te zijn van dit verschil, en zo te voorkomen dat ouders zich terugtrekken doordat zij zich niet herkennen in de wijze waarop hulpverleners het verband leggen tussen problemen van kinderen en opvoedingsvaardigheden van de ouders.
Lees het proefschrift 'Formal and informal support for parents with mild intellectual disabilities or borderline intellectual functioning: The strenght of connections' van Marieke Meppelder-de Jong op website van de Vrije universiteit Amsterdam.